Free Image Hosting at www.ImageShack.us

- - - ID : Naar een identitaire stroming in Nederland ! - - -

dinsdag, november 28, 2006

Kiezers zijn 19de-eeuwers: nationalist en conservatief door Yoram STEIN in Trouw, 29 november 2006.

Wat kunnen denkers zeggen over het nieuws? Tweewekelijks spreekt Trouws filosofisch elftal zich uit, dit keer wederom met een gastspeler. De verkiezingsuitslag – hoe moeten we deze interpreteren? En hoe moeten we deze waarderen?

’De verkiezingsuitslag laat een dubbele beweging zien’’, zegt gastspeler Ad Verbrugge, hoofddocent sociale en culturele filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „Eén richting nationalisme, en één richting conservatisme.’’

Verbrugge vestigde met televisieoptredens en zijn essaybundel ’Tijd van onbehagen’ de aandacht op zich. Zijn analyses van de Europese eenwording, de managerscultuur in onderwijs en zorg en zijn voorzitterschap van de vereniging Beter Onderwijs Nederland maakte dat Jan Marijnissen de VU-filosoof onlangs tipte als minister van onderwijs.

Huib Schwab, jarenlang filosofiedocent en nu vrijgevestigd filosoof in Spanje en Nederland, deelt de zorgen van Verbrugge, maar diens interpretatie van de verkiezingsuitslag deelt hij niet. „Het verlies van PvdA, VVD en D66 valt te begrijpen als verzet tegen Paars. De neergang van de PvdA komt door Wim Kok, die de ideologie van zich afschudde. Kiezers stemmen op karakters, op mensen die idealen hebben en duidelijk zeggen waar ze voor staan, niet op kleur- en richtingloze onpersoonlijkheden.’’

Verbrugge: „We gaan van internationalisme naar nationalisme, en dat gaat dwars door het links-rechts denken heen.” Hij wijst op het populaire nationalistisch socialisme van de SP en op Wilders’ nationalistisch liberalisme. „Wie zich tegen de Europese Grondwet keerde, heeft gewonnen.’’

Daarnaast ziet Verbrugge dat de kiezer conservatiever wordt. „Er is een heroriëntatie op waarden en normen. Dit Balkenende-thema was zelfs het belangrijkste. Zie de partijen die het goed deden, zoals ChristenUnie, Wilders én de SP.’’

Verbrugge verklaart het met de analyse die hij in ’Tijd van onbehagen’ maakte. „De libertijns liberale moraal van de jaren zestig – ’vrijheid, blijheid’ – loopt ten einde. Hoe moet je leven? Hoe voed je kinderen op? ’Vrijheid, blijheid’ geeft geen richting. Daardoor grijpen mensen terug op het verleden, spreekt Balkenende over de VOC, en Marijnissen over de wederopbouw.’’

Verbrugge ziet een verband met het ’multiculturele drama’. „Het gebod om individuen met rust te laten en vooral niet paternalistisch te zijn, geldt ook bij minderheidsgroepen. De overheid mag iemand die enkel Turks spreekt en die met een schotelantenne naar buitenlandse programma’s kijkt, niets in de weg leggen. Dat is zijn eigen zaak. Zo kon de paradox ontstaan van een vrijheid die gebruikt wordt om kinderen op te voeden in een geest die de vrijheid ondermijnt.’’

Schwab bekritiseert verkiezingsanalyses die ’doen alsof al die kiezers één lichaam vormen, dat een bepaalde kant opgaat’. Hij kijkt liever naar de ’context’. Die is: het mediacircus, een ’kwantitatieve cultuur’, waarin alles draait om peilingen, opinieonderzoeken, kijkcijfers, met als grote vraag: wat vindt de meerderheid?’ „Niemand denkt op zeker moment meer zélf na. Een ramp voor de democratie.’’

Volgens Schwab beseffen kiezers dat wel, ze stemmen op hen die in het mediacircus nog het meest de indruk maken dat zij goede leiders zijn. Zoals Marijnissen. „Zijn stemmers weten niet dat de SP een maoïstische geschiedenis heeft. Ze hebben geen idee waar de partij precies voor staat.”

Wat ís een leider eigenlijk? Schwab: „Een persoonlijkheid die tegen opiniepeilingen ingaat en die zelfstandig durft na te denken. Omdat mensen zelf ook personen zijn, kunnen zij de gedachtegang van zo’n leider volgen en overnemen. Hij voegt zich niet naar de opiniepeilingen, maar overtuigt anderen. Leiderschap is: dat je karakter samenvalt met je idealen die je vormgeeft in je uitstraling, in je charisma. Dat is waar het Bos, Rutte en Balkenende aan ontbreekt, en wat je meer ziet bij Rouvoet en Marijnissen.’’

Verbrugge ziet wél grote historische lijnen. „De Verlichting bevrijdde de burger van kerkelijke structuren. Daarop ontstond de noodzaak om deze burger in een nieuwe structuur te persen: die van de natie. De 19de eeuw is die van burgerij, volk, natie en nationalisme.’’ Daarop kwam in de jaren zestig van de vorige eeuw kritiek. Individualisme en wereldburgerschap namen de plaats van de natiestaat in. „Maar deze ideeën geven te weinig richting. Daarom zie je dat we nu terugvallen op het collectief, een algemeen belang, een nationale, bindende eenheid. Vandaar de canon die ons de geschiedenis moet leren. Vandaar het afwijzen van de Europese Grondwet en het benadrukken van integratie in de Nederlandse taal en cultuur. En vandaar de verkiezingsuitslag.’’

Hoe waardeert Verbrugge die uitslag? Hij twijfelt, snapt de behoefte aan ’menselijke maat’ en concrete saamhorigheid, maar ziet ook dat het nationale een ’abstracte identiteit’ dreigt te worden, die zich afzet tegen anderen, met een cultuur die alleen maar tegencultuur is.

Volgens Schwab zijn nationalisme en conservatisme zeker niet de noodzakelijke uitkomst van een historische ontwikkeling. Mensen scheppen zelf hun toekomst. En onze toekomst ligt in Europa. „Nederland zit, sinds de zuilen zijn verdwenen, in een identiteitscrisis. Om weer aan een sterke identiteit te komen, moeten we niet terugwillen naar de enge, nationale context. We moeten kijken waar we vandaan komen en waar we naartoe willen. Onze culturele geschiedenis ligt in Parijs, Rome, Londen, Athene. En onze toekomst ligt in Europa. Mensen willen dromen, en hebben behoefte aan iemand die de droom voor hen uittekent. Europa is de droom.’’

Bron: TrouwTechnorati Profile

zondag, november 26, 2006

Verkapte zoektocht naar identiteit door A.J. van Vuren, generaal-majoor bd., in Eindhovens Dagblad, 24 november 2006.

In de oorlogen die Europa hebben geteisterd, vochten arbei­ders van het ene land tegen arbeiders van het andere. Dat was marxisten een gruwel; arbeiders moesten juist zij aan zij tegen het kapitalisme strijden. Weg dus met de nationale identiteit, leve het klassenbewustzijn.

Ook in Nederland stelde de linkse intellectuele elite internationale solidariteit boven loyaliteit aan het eigen land. Als onderdeel van de ’internationale gemeenschap’ voelden zij zich ’wereld­burgers’.

Die internationaal georiënteerde elite vond mensen die zich bewust zijn van hun nationale identiteit, om hun geschiedenis en cultuur geven en het eigene benadrukken, lachwekkend en bekrompen. Hoe durfden die onverlichte geesten trots te zijn op zeehelden als De Ruyter, wanneer slavernij en kolonialisme in het kielzog van hun schepen volgden? Hoe potsierlijk was Balkenende niet, toen hij de VOC-mentaliteit prees?

Dit denken vond zijn weg in de media en de politiek. De Verenigde Naties werden kritiekloos omhelsd, want die organisatie vertegenwoordigt de ’internationale gemeenschap’. Wij wilden ook best wat soevereiniteit opgeven voor een Verenigd Europa.

Wanneer je als ’internationalist’ de eigen geschiedenis wantrouwt, ligt het voor de hand ook de eigen cultuur die nauw samenhangt met de geschiedenis, te relativeren. Er zijn immers zoveel andere, waardevolle culturen waar we een voorbeeld aan kunnen nemen.

Omdat Nederland de nationale hokjesgeest was ontstegen, waren buitenlanders welkom. Zij mochten hun cultuur, die misschien wel beter is dan de onze, gewoon houden en hoefden zich niet aan te passen.

De intellectuele voorhoede vroeg zich niet af of de gewone man haar inzichten deelde; het nieuwe denken hoefde alleen maar uitgelegd te worden op scholen en in de media.

De gewone man kon het allemaal niet zoveel schelen zo lang Oranje kampioen werd (een wij-gevoel dat nog wél mocht), zijn welvaart toenam en hij met rust werd gelaten. Hij nam pas stelling toen de toevloed van niet-integrerende immigranten zijn buurt onherkenbaar veranderde.

Tussen de elite en het volk gaapte allengs een kloof. Pim Fortuyn vertolkte de onvrede en veroorzaakte een politieke aardverschuiving.

Fortuyn is vermoord en zijn partij is verdampt, maar dat betekent niet dat de onvrede weg is. Sinds Fortuyn doet iedereen zijn zegje over de integratie van allochtonen of het gebrek daaraan.

Allochtonen worden niet langer begripsvol, welwillend en tolerant tegemoet getreden; zij moeten integreren. Maar integreren in wat? In ons vooruitstrevende hoekje van Europa hebben we immers afstand genomen van onze geschiedenis, cultuur en identiteit.

Minister Van der Hoeven wilde daar iets aan doen en stelde naar Nederlands politiek gebruik, een commissie in. Zij schreef in haar opdracht: ’Er lijkt in brede kringen behoefte te zijn aan een nieuw ’verhaal Nederland’.

Met zo’n canon, voegde zij daar mondeling aan toe, ’wordt het voor de inwoners van Nederland gemakkelijker om over gemeenschappelijke kennis over geschiedenis, cultuur en samenleving van Nederland te beschikken en die kennis met elkaar te delen.’ Hoe wollig de minister zich ook uitdrukte, zij wilde dat de commissie de nationale identiteit ging bepalen als vehikel voor burgerschap en integratie.

De voorzitter van de commissie, Frits van Oostrom, distantieerde zich onmiddellijk van die bedoeling van zijn opdrachtgeefster. Hij ontkent dat er zoiets als nationale identiteit bestaat, maar hoopt wel dat zijn canon het collectieve geheugen van de natie gaat vormen.

Die ontkenning is erg goedkoop, want de nationale identiteit is onstoffelijk en het al dan niet bestaan ervan kan niet worden bewezen. Maar voor wie wel in de nationale identiteit gelooft, heeft een collectief geheugen daar veel mee te maken.

Van Oostrom probeert alleen maar buiten het mijnenveld van nationalisme en integratie van allochtonen te blijven. Rest de vraag of het canon zin heeft voor ons land dat op weg is naar een verenigd Europa.

Mij dunkt dat juist in de globaliserende wereld behoefte is aan eigenheid. Bedoeld of niet, de canon draagt daaraan bij.

A.J. van Vuren, generaal-majoor bd.

Bron: Eindhovens Dagblad

dinsdag, november 21, 2006

Wat U niet heeft gehoord over arbeids (im-)migratie ! op Novopress Nederland, 21 november 2006.

In deze verkiezingsperiode is het thema ‘immigratie’ een groot taboe geweest voor de grote partijen en de media. Verdonk spreekt slechts over de ‘gelukszoekers’ die tegengehouden zullen worden, maar verder wordt ons alle belangrijke informatie onthouden.

Waarom ? Eén van de meest belangrijke adviesorganen van de overheid, Instituut Clingendael, heeft dit jaar uitgebreide en belangrijke adviesinformatie omtrent immigratie aan haar voorgelegd. Heeft u daar iets van meegekregen ?

Wij zullen hier voor U een aantal van de belangrijkste opmerkingen en adviezen van het Instituut Clingendael aan de overheid (CDA èn VVD) op een rij zetten:

Het Instituut Clingendael is er van overtuigd dat er meer nadelen dan voordelen aan arbeidsmigratie kleven en beseft dat dit terecht kan worden gezien als een ’schrikbeeld’. Internationale migratie kan, in economische termen geformuleerd, negatieve externe effecten oproepen.

‘Werkgevers zullen mogelijk Nederlandse arbeidskrachten gaan ontslaan om vanaf 1 januari 2007 Poolse arbeidskrachten aan te trekken’. Polen kunnen nl. mogelijk onder het Nederlandse CAO-loon gaan werken en zich niets aantrekken van onze wettelijke regels met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden. Op termijn zal dit de basis onder onze arbeidsverhoudingen ondergraven.

Polen die hier als zelfstandig ondernemer komen werken hoeven zich überhaupt niet aan CAO’s te houden. Dit zal waarschijnlijk ook met ’schijnzelfstandigen’ het geval kunnen gaan zijn.

Polen en/of buitenlandse werknemers die door een bedrijf in hun moederland worden gedetacheerd of uitgezonden, zullen daardoor onder de (slechtere) arbeidsvoorwaarden van hun eigen land vallen, om zo goedkoop mogelijke arbeidskrachten te kunnen zijn.

Een verder negatief gevolg van de komst van grote golven arbeidsmigranten zal zijn dat ze de lonen aan de onderkant van de arbeidsmarkt onder druk zullen gaan zetten. Zelfs arbeidsmigranten zich keurig aan de Nederlandse arbeidsvoorwaarden zullen gaan houden, zal een groter aanbod van arbeidskrachten aan de onderkant van de arbeidsmarkt een neerwaartse druk op de lonen uitoefenen.

De arbeidsimmigranten zullen op termijn eerder een belasting voor dan een bijdrage aan de Nederlandse economie gaan vormen. Bijzonder hierin is dat dit bezwaar al jaren sterk is aangezet in studies van het Centraal Planbureau. Zich hierbij baserend op diverse onderzoeken en studies in ervaringen met eerder arbeidsimmigranten - gastarbeiders uit Turkije en Marokko - heeft het CPB berekend dat laag opgeleide arbeidsimmigranten over hun verdere leven - vanaf het moment dat zij zich in Nederland vestigen - per saldo een groter beroep doen op de voorzieningen van de verzorgingsstaat dan dat zij er financieel aan bijdragen !

Nederland wordt er dus, volgens zowel het Instituut Clingendael als het CPB, op langere termijn in economisch opzicht dus niet beter maar juist slechter van wanneer het (laag opgeleide) arbeidsimmigranten toelaat.

Clingendael adviseert om slechts tijdelijke arbeidsvergunningen aan buitenlanders te verstrekken of de toegang tot de verzorgingsstaat voorwaardelijk te maken van de financiële bijdrage die men eraan levert, om het risico van een groot beslag op de collectieve voorzieningen te beperken.

Een van de meest zwaarwegende negatieve effecten van arbeidsimmigratie, volgens Instituut Clingendael, en die op langere termijn het meest desastreuze zal zijn, wordt zelden of nooit genoemd door de politiek of media. ‘Door de grenzen open te stellen voor (vooral laag opgeleide) buitenlandse arbeidskrachten zal een wenselijke herstructurering van de Nederlandse economie uitblijven.’

Afsluitend somt Clingendael voor ‘onze’ overheid nog eens een aantal punten op, die wel eens de revue gepasseerd zijn, maar waar de overheid niets of te weinig mee gedaan heeft.

Arbeidsmigratie is niet louter een sociaal-economisch verschijnsel, maar gaat onherroepelijk samen met een grotere culturele variëteit van de bevolking en zal grote spanningen in de samenleving oproepen.

Op langere termijn is het hoogst twijfelachtig of Nederland er baat bij zou hebben een immigratieland te worden. De processen van vergrijzing en krimpende potentiële beroepsbevolking kunnen niet beperkt of tegengehouden worden door extra immigratie. Om de potentiële beroepsbevolking en de zogenaamde grijze druk op peil te houden zouden we meer dan acht (8) miljoen immigranten nodig moeten hebben ! Acht miljoen immigranten die op den duur ook ouder dan 65 worden.

Clingendael stelt dan ook dat het ‘een illusie is dat het probleem van de vergrijzing kan worden ondervangen door immigratie.’

Het moge duidelijk zijn dat U in deze verkiezingsstrijd veel is onthouden en ons nog veel aan ellende te wachten staat. Denk daar nog even aan als U morgen Uw stem uitbrengt !

Bron: Novopress Nederland